|
Evidence for Rimoe
1 pieces of evidence found.
Id DLP.Evidence.1549 Type Ethnography Location Simeulue Date 1919-01-01 - 1919-12-31 Rules 5x5 intersecting lines, with diagonals drawn in the four quadrants of the board. Two triangles, their apices intersecting the main board at opposite midpoints. The bast of the triangle is bisected by a line drawn from the apex, and this line is bisected and intersects with the other two sides of the triangle. one player plays as the Rimoe (king), which starts on the central point. The other player has 24 pieces, eight of which start on the board, on the points immediately adjacent to the Rimoe. The Rimoe plays first, and takes one of the opponent's pieces by hopping over it to an empty spot immediately behind it in a straight line. The Rimoe captures in this way any uninterrupted line of pieces with an odd number. The Rimoe cannot capture a line of pieces with an even number. When the Rimoe cannot capture, it moves one to an empty adjacent space along the lines of the board. The other player places on of their remaining pieces on the board on their turn. When there are no more pieces left to place, the player moves one of the pieces to an empty adjacent spot along the lines. The Rimoe wins by capturing all of the opponent's pieces; the opponent wins by blocking the Rimoe from being able to move.
Content "Een zeer geliekoosd tijdverdrijf is rimoe, het Maleise
rimau of tijgerspel, dat enige overeenkomst heeft met ons
molenspel. Het bovenstaande diagram vindt men in de planken vloer
van vein huiizen en van de meeste soeratoe's ingesneden.
Losse borden worden niet voor dit spel gebruikt. De twee
driehoekjes, die buiten diet vierkant uitsteken, heten alas,
wat in het Simaloerees wel is waar strand betekent, doch
hier blijkbaar de Maleise betekenis van bos gehad zal
hebben.
Het wordt gespeeld met 24 stukken (ana ) als de ene
partij en 1 of 2 koningen ( rimoe . ook radjo) als tegenpartij.
Als stukken dienen steentjes, pitten of iets dergelijks. Het
doel is de koning zodanig in te sluiten, dat liij geen trek meer kan doen.
Men begint een of beide koningen in het middelpunt van
het bord te plaatsen en 8 stukken op de kruispunten daar
omheen. De koning slaat eerst een van de hem omringende
stukken door bet daarachter gelegen kruispunt te bezetten,
er dus overheen te springen, en het stuk weg te nemen.
De tegenpartij plaatst vervolgens een van de 16 stukken.
die zij nog in de band heeft, op een van de kruispunten.
De koning mag wel over een on even aantal stukken heenspringen en ze wegnemen, doch niet over een even aantal.
Het is dus het streven van de tegenpartij de stukken zodanig te plaatsen en later te trekken, dat geen oneven
aantal op een rechte lijn achter elkaar komt te staan.
Zolang de tegenpartij nog stukken in de hand heeft, mag
zij hare stukken op het bord niet verschuiven; doch zijn
alle stukken geplaatst. dan mag telkens met een stuk langs
een lijn van het ene kruispunt naar het andere getrokken
worden. Is de koning ingesloten of zijn alle stukken van
de tegenpartij veroverd, dan is de partij geeindigd.
Speelt men met twee koningen, dan mogen deze slechts
over een stuk tegelijk springen en dat dan weguemen. De
koningspartij mag, als zij aan de beurt is, slechts met een
van de koningen tegelijk spelen. " Jacobson 1919: 8-10. Confidence 100 Spaces Inside, Ritual Source Jacobson, E. 1919. "Simaloerese sprookjes, overleveringen, raadsels en spelen." Indische Tall, Land- en Volkenkunde 58: 1-14.
|